Na een jaar eindelijk weer eens een boekenclub. Er werd geen specifiek boek behandeld, maar iedereen mocht een paar boeken bespreken die hij/zij de moeite waard vonden. Mijn eigen titels sla ik over omdat ik die iedere keer heb behandeld in mijn blog. Er werden erg veel non-fictieboeken besproken, maar dat komt omdat onze club meer mannen dan vrouwen omvat. Het nieuwe boek voor de volgende keer wordt Willem die Madoc maakte van Nico Dros. Ik was helemaal vergeten dat deze woorden de eerste zin vormen uit het anonieme Middeleeuwse boek Van den Vos Reynaerde.
Voorbij kwamen de volgende boeken Robert Anker, In de Wereld, Caroline de Gruyter, Beter wordt het niet; een reis door de Europese Unie en het Habsburgse rijk (in dit boek heb ik het meeste zin) Enny de Bruijn, De hoeve en het hart; een boerenfamilie in de Gouden eeuw, Flip van Doorn, De friezen (we hebben twee friezen in ons midden)..
De gedachten van boeren uit vroeger eeuwen zijn maar al te vaak in de wind verwaaid. Ze hebben generatie na generatie hun akkers geploegd, hun koeien gemolken en hun kinderen opgevoed, maar ze hebben meestal geen blijvende sporen nagelaten in boeken of brieven. Een zeldzame uitzondering is de familie waarover De hoeve en het hart gaat. Dankzij de verhuizing van een boerenzoon uit Herwijnen naar de stad, begin achttiende eeuw, zijn er ruim 180 brieven bewaard gebleven van zijn vader en andere in het dorp achtergebleven familieleden. Bovendien is er een uniek archiefstuk met hun familieverhalen, dat tot diep in de zeventiende eeuw terug reikt. Enny de Bruijn beschrijft beeldend en liefdevol hoe deze boeren uit het rivierengebied dijken hebben onderhouden en paarden gefokt, hoe ze conflicten hebben opgelost, huwelijken gesloten, verhalen verteld en kinderen opgevoed. Dankzij hun verhalen kunnen we een blik werpen in een onbekende plattelandscultuur, die altijd in de schaduw heeft gestaan van de veel bekendere, Hollandse en stedelijke cultuur uit de geschiedenisboeken.
Harald Jaehner, Wolfstijd, Duitsland en de Duitsers 1945-1955 (heb ik ook veel zin in) Christine Brinkgreve, Licht en schaduw, 15 vrouwen over leven en overleven, Klaas Tammes, Een verdwaalde intellectueel, Hans Gruijters; van kroegbaas tot eerste burgemeester van Lelystad en Flip van Doorn, De friezen. Naar aanleiding van dit boek kregen we het over een van de meest opmerkelijke boeken die we de afgelopen dertig jaar (jaja, de tijd gaat snel) in onze boeken club hebben gelezen, dat van Gjelt de Graaf, Wijneigen.
Ook al is het terpdorp in de Friese klei verzonken, het zou qua sfeer zo uit het Zuid-Amerika van Márquez kunnen zijn gelicht. Eige voelt zich lam gelegd door de gesloten gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt. Waarom blijft hij toch inklinken op z’n geboorteklei? Hoe kan hij afrekenen meteen dorp dat hem klein houdt? Hij zoekt zijn toevlucht in de wijn. Een kleine oorlog begint te gisten; het wordt aardappel versus druif. Is het uiteindelijk Eige, de pimpelaar, die zijn omgeving verdrinkt? Of verlost Eige, de wijnschenker, zich van de mensen die hem niet mogen maar niet wie hij heeft te leven? Net zoals de held in Het parfum van Patrick Süskind gebruikt ook Eige zijn neus als wapen. Wijneigen vertelt in een meesterlijke stijl over de queeste naar eigenwaarden: een wijnboek als geurwaaier, een overlevingsgids voor de Friese heuvels, de laatste heildronk van Socrates.
Edmund de Waal, Brieven aan Camondo, (vond Gjalt geen aanrader), Pieter Gerrit Kroeger, Tand des tijds, het CDA in de nieuwe eeuw (hoogst actueel) en als laatste Valerie Hansen, Het jaar 1000, de ontdekking van de wereld.