In het International Social Survey Program werd aan honderdduizend werknemers de vraag voorgelegd hoe zinvol we ons werk vinden. De top drie van nuttige beroepen: brandweerlieden, bijstandsambtenaren, bibliothecarissen!!!. Het artikel van Dirk Bezemer in de Groene Amsterdammer gaat over deze uitkomst. Hoeveel kinderen zijn er niet in de bibliotheek op het spoor gezet van de literatuur, hoeveel lege woensdagmiddagen zijn er niet gered door een bibliotheekpas, vraagt Bezemer zich af. Daar kan ik alleen maar mee instemmen. Hij maakt verder ook wel wat kritische kanttekeningen. Het subjectieve karakter bijvoorbeeld van het onderzoek; er wordt gerapporteerd wat werknemers zelf denken.
Zijn stuk eindigt met de vraag wat we nu echt leren van dit onderzoek. Hij ging kijken naar de verschillen tussen de top en de hekkensluiters (kunstenaars, pr-functionarissen, financieel managers, koks of bartenders en helemaal onderaan economen). Hij vond er twee. aan de top staan mensen die in hun werk direct contact hebben met andere mensen, onderaan zit men alleen te werken (behalve de horeca). En… aan de top zijn duidelijke werktijden en weinig gelegenheid werk mee naar huis te nemen. Dus ..”wie al werkend in relatie staat tot de medemens, en wie het werk duidelijk afbakent, heeft sterker het gevoel zinvol bezig te zijn. En misschien is dat ook wel zo”.
Op de vierde en vijfde plaats stonden trouwens verpleegkundigen en docenten. Ook van die beroepen die de hele dag met mensen bezig zijn.