Ik las afgelopen week in de wetenschapsbijlage een interessant artikel over de bibliothecaris Richard Ovenden van de Bodleian library in Oxford. Hij schreef onlangs het boek Burning the books. A history of knowledge under attack. Hij beschrijft over het vernietigen van boeken van de bibliotheek van Alexandrië tot technologiegiganten Google en Facebook die bepalen welke informatie bewaard wordt. `Dat is misschien niet zo spectaculair als een brandstapel maar in potentie niet minder gevaarlijk.´Aanleiding voor het boek was het Windrush schandaal (archieven waren vernietigd waardoor 80 Britten van Caribische afkomst onterecht werden uitgezet). Ovenden hield vlak voor de pandemie een lezing over zijn boek. Zijn spreektekst stond op een Ipad met bijna lege batterijen. Dus midden in de lezing hield die er mee op. Iedereen begon te lachen maar zijn boodschap was duidelijk, digitale kennis is niet zo maar altijd beschikbaar. Maar er zijn nog veel meer fundamentelere gevaren waar hij op wees. Besturingssystemen die niet meer werken, dragers die niet langer uitgelezen kunnen worden, het slijten van digitaal opgeslagen informatie. Als je denkt dat de CLOUD alles oplost moet je bedenken dat die worden beheerd door commerciële bedrijven (private grootmachten volgens Timothy Garton Ash). Ovenden noemt ook de katholieke kerk in de Middeleeuwen een multinational omdat ze beschikten over een eigen taal, in de ziel konden kijken en beperkt werden gecontroleerd door de staat. Interessante gedachte.
Zijn boek gaat over de vernietiging van kennis, maar vooral over de maatschappelijke waarde van het bewaren van kennis. Zijn oplossingen voor het probleem: een geheugenbelasting. Grote technologiebedrijven moeten een half procent van hun winst storten in een fonds dat ter beschikking wordt gesteld aan instituten die verantwoordelijk zijn voor het collectief geheugen. Die belasting kan ook een aanvulling zijn op tekortschietende financiering van overheden. Omdat die denken dat kennis toch overal via internet beschikbaar is bezuinigen ze daar flink op, dat is een vergissing volgens Ovenden. Toen ik aan het begin stond van mijn werkende leven wilde ik eigenlijk liever in een wetenschappelijk bibliotheek werken. Door het lot kwam ik terecht in het openbare bibliotheekwezen. Ook daar werden rond 2008 massaal boeken vernietigd. Boeken die afgelopen jaren nog vele malen werden geleend werden vernietigd omdat toch alle kennis wel via internet beschikbaar was. Ik heb wanhopig geprobeerd nog te redden wat er te redden viel door het schrijven van artikelen in vaktijdschriften “Waarom we de klassieken moeten bewaren”, maar tevergeefs. In dat jaar solliciteerde ik bij het archief (op verzoek) omdat ik besefte dat ik daar meer op mijn plaats zou zijn. Door een bezuinigingsronde werd ik niet aangenomen. Ik ga nog maandelijks op bezoek bij de oude directeur van het Archief Anton Fasel. We hebben een gedeeltelijk verleden omdat onze bibliotheken naast elkaar waren geleden en we ook wel samen werkten op sommige gebieden. Dat geeft ons altijd iets om over te praten. Volgende keer vertel ik hem over dit artikel, zal hij leuk vinden. Afgelopen zondag zag ik ook bij de VPRO in het programma In Europa dat geheim-agenten weer met handgeschreven brieven op pad moeten omdat alle digitale verkeer hackbaar is. James Bond is weer helemaal terug van weggeweest. Over vernietiging gesproken. Ik lees momenteel het boek van Pierre Jarawan, Lied voor de vermisten. Over de geschiedenis van Libanon de afgelopen twintig jaar. Om droevig van te worden.