De grote lichamelijke afbraak is nu echt begonnen. Over twee weken heb ik een staaroperatie en over drie maanden een nieuwe rechterheup. Het was de laatste tijd niet meer te doen met de pijn, het lopen werd een obstakel. Ik zie er niet alleen maar tegen op want het lijkt me heerlijk om weer zonder bril aan het verkeer deel te nemen en zonder pijn mijn schoenen aan te trekken. Het schrikbeeld van een moeder die niet naar de oogarts durfde en de laatste tien jaar blind is geweest zorgt dat ik er ook naar uit kijk. Ik moet het dan twee keer wat rustiger aan doen en heb veel tijd om te lezen en podcasts te luisteren. De afgelopen maand heb ik weer verschillende boeken terzijde geschoven. Dat waren, Martin Bossenbroek, De Zanzibardriehoek, een slavernijgeschiedenis 1860-1900 (het vorige van van Bossenbroek De Boerenoorlog was geweldig, maar dit boek boeide me minder), verschillende boeken van Sergej Dovlatov, Omtrekkende bewegingen (die Russische getormenteerde ziel kan me gestolen worden op dit moment) en als laatste gek genoeg Gerard Reve Op weg naar het einde. Het deed me veel te gedateerd aan, zijn humor blijft overeind maar zijn visie op dingen niet.
Wat ik wel in een adem heb uitgelezen was het nieuwe boek voor de boekenclub Als je het licht niet kunt zien van Anthony Doerr. Het was mij af en toe iets te technisch (het belang van de radio voor de tweede wereldoorlog), maar het gegeven dat mensen over de hele wereld door dit medium met elkaar werd verbonden is prachtig uitgewerkt en het (over)leven van een blinde in een vijandige wereld was echt ontroerend mooi. Alhoewel het label ‘mooiste boek van de afgelopen 125 jaar’ op mij wat vreemd overkomt). Je realiseert je dat het internet ook met die boodschap is begonnen, het verbinden van mensen en ik geloof dat we dat ondanks alles niet moeten vergeten. De wereld is toch kleiner geworden. Een verassing was het boek Papyrus, een geschiedenis van de wereld in boeken van Irene Vallejo. Ik had het eigenlijk niet op mijn wensenlijstje staan maar het kwam op mijn pad, ik begon te lezen en kon er niet meer mee ophouden. De uitspraak van mijn destijds nieuwe directeur in de bibliotheek in 2006 dat we over tien jaar in een boek-loze bibliotheek zouden werken klonk mij toen al iets te populair in de oren. de huidige minister van cultuur Uslu zet de bibliotheken weer op de kaart door extra geld ter beschikking te stellen. Ik heb er in die toen jaar dat ik columns schreef genoeg over gezegd. De bibliotheek is zo’n beetje nog de enige plek je iedereen kan ontmoeten, jong en oud, rijk en arm, hoog en laag. Een heerlijke plek om te werken.
Een krachtige ode aan het geschreven woord. Vallejo legt op fascinerende wijze verbanden tussen de moderne tijd en oude teksten en mythen.
Het boek is een van de mooiste uitvindingen ter wereld. Met een boek kunnen woorden door tijd en ruimte reizen, en kunnen we kennis opdoen over wat zich bijvoorbeeld wel dertig eeuwen geleden heeft afgespeeld.
Irene Vallejo neemt de lezer mee op reis door het leven van dit fascinerende gebruiksvoorwerp. Er zijn haltes op de route bij de slagvelden van Alexander de Grote en bij de villa van Papyri ten tijde van de uitbarsting van de Vesuvius, bij de eerste bekende bibliotheken en werkplaatsen waar manuscripten werden gekopieerd en bij de kampvuren waar verboden boeken brandden. Onderweg verbindt Vallejo klassieke werken met de duizelingwekkende moderne wereld en hedendaagse debatten: Aristophanes en de rechtszaken tegen cartoonisten, Sappho en de literaire stem van vrouwen, Seneca en politiek.
Papyrus is een ongelooflijk avontuur met in de hoofdrol duizenden mensen die door de eeuwen heen het voortbestaan van het boek hebben gewaarborgd: verhalenvertellers, kopiisten, illustratoren, vertalers, straatverkopers, leraren, spionnen, rebellen, nonnen, slaven, avonturiers en boekverkopers. Het is een prachtige, wervelende ode aan het geschreven woord die laat zien hoe individuele levens en maatschappijen worden beïnvloed en gevormd door boeken.