Vorig jaar werd het boek De officier van Robert Harris uitgeroepen door Vrij Nederland tot de thriller van het jaar. Op aanraden van een literair georiënteerde vriendin ben ik het toch gaan lezen en ik was meteen verkocht. En ik niet alleen, ook verschillende andere leden van de boekenclub hebben ademloos het verhaal over de Dreyfuss-affaire gelezen. Wat een research, wat een details, wat een opbouw van de spanning naar een climax. Diezelfde literaire vriendin zegt dat bijna alle romans op driekwart van het boek instorten, maar deze blijft tot op het laatst spannend, terwijl je de afloop al weet.
Afgelopen week heb ik halverwege het zeer dikke boek De zijderoute van Frankopan weggelegd omdat ik zin had in iets anders. Het vraagt behoorlijk wat doorzettingsvermogen om in deze geschiedenis door te blijven lezen. Zoveel feiten, zoveel geschiedenissen die door elkaar heen lopen, het blijft taai. Omdat ik nu beland was bij de overgang van de macht van het Oosten naar het Westen, waar we veel meer over weten door ons geschiedenis onderwijs ben ik even gestopt, om het misschien later nog weer eens op te pakken. Niet iedereen schrijft zoals Russel Shorto in Amsterdam, of Geert Mak Reizen zonder John, op zoek naar Amerika, of Martin Bossenbroek, De boerenoorlog die hangen een boek over geschiedenis op aan historische figuren, een fantastische methode.
Gisteren diepte ik tijdens het sorteren van de boeken een van de laatste van Robert Harris op uit een kist. Conclaaf, het verhaal over de verkiezing van een nieuwe paus in de Sixtijnse Kapel. Ik kon het gisteravond al bijna niet meer neerleggen, zo spannend. Morgen in de trein mag ik weer verder. En dat terwijl ik helemaal niet van thrillers houdt. Maar dit boek is net als De officier zoveel meer, en dan vooral vanwege de mensenkennis die Harris heeft. Devote mannen in de ban van een machtsspel. Heerlijk.