Van het boek van kris Van Steenberge, Blindelings, heb ik erg genoten. Zoals trouwens van zo veel Belgen. Dimitri Verhulst, Herman Brusselmans, Tom Lanoye, ze zijn allemaal fantastisch in hun taalgebruik. Omdat mijn moeder (geboren in 1915) de laatste jaren bijna volledig blind aan het worden is werd ik getroffen door een beschrijving in het boek van Van Steenberge. De hoofdpersoon van het boek, Jonas, is na een ongeluk blind geworden.
“Alles halen ze uit de kast om hoop in je te pompen, de moed ergens uit je schoenzolen te sleuren. En dat het allemaal zo goed bedoeld is. Ze weten niet wat ze zeggen. De donkerte. De volkomen duisternis heeft een ontilbaar gewicht wanneer ik mijn gedachten de vrije loop laat. Niets weet ik nog echt. Mijn wereld is een aaneenschakeling geworden van beschrijvingen door anderen. Hun waarheden worden de mijne. Mijn universum is een puzzel met stukjes aangereikt door passanten…Want wanneer je de vluchteling in jezelf ontmoet, verschuift de aarde en versplintert de lucht in ontelbare stukjes…..en dan komt het gevaarlijke kruitvat bloot te liggen dat wij, zielen, maar al te graag diep in onze kelders bewaren.”
Ik had een vriend die jaren geleden blind dreigde te worden en die mij vroeg hem te helpen met euthanasie. Gelukkig is het door een aantal operaties niet van gekomen, maar ik kan me nog zo goed zijn wanhoop herinneren.