Hoe is het mogelijke dat ik twintig keer in Spanje ben geweest en nooit Valencia heb bezocht. Ik zat altijd in de hoek Madrid, Extremadura, Galicië en het zuiden. Nadat Valencia het Calatrava project heeft voltooid (Ciudad de las artes y sciencias) bijna 15 jaar geleden is de belangstelling van de Nederlanders verlegd van Barcelona naar Valencia. En wat een heerlijke stad. De fantastische stranden en door de hele stad als een slang De Jardin De Turia, dat maakt een stad toch veel leefbaarder. Nadat in 1956 de rivier de Turia enorme schade aanrichtte en vele doden eiste werd de rivier verlegd en de oude rivierbedding omgetoverd tot een groot park met veel sportvelden. Iedere Valenciaan kan de stad ontvluchtten en heeft op loopafstand een heerlijk park. Want behalve de Tuin van Turia zijn er door de hele stad nog vele fijne parken. Een enorme attractie was ook de fietsmogelijkheden. Door de hele stad loopt een, afgescheiden van het overijke verkeer, rode lint voor de fietsers. En als je niet wilde fietsen kon je heel goedkoop taxi’s nemen. Ik heb heel wat zitten babbelen met diverse taxichauffeurs. Economisch is de situatie in Spanje nog steeds heel slecht. Een taxichauffeur was voor de crisis van 2008 buschauffeur geweest, een ander treurde over het feit dat zijn dochter in Duitsland was gaan werken en dat hij zijn kleinkinderen niet op zag groeien en Duitsertjes zag worden. Als voorbereiding op de reis had ik, naast het consulteren van een collega die de stad goed kent, het boek van Jan Brokken Stedevaart gelezen, waarin hij zijn bezoek aan Valencia beschrijft.
We hebben ontzetten genoten van de stad en de omgeving (oa Xativa (het mooiste kasteel wat ik ooit heb gezien zie boven) en Albufera met zijn rijstvelden) maar er was toch een rouwrandje aan de reis vanwege ziek en zeer om me heen, waardoor we voor het eerst in 23 jaar met zijn drieën de reis maakten in plaats van met zijn vieren. . Tijdens de reis overleed ook nog een goede vriend, waarvan ik gisteren afscheid heb genomen.
Ik had wel een fantastisch boek mee van Jonathan Franzen, Kruispunt.
Het is 23 december 1971, het weerbericht belooft een witte kerst en ieder lid van de familie Hildebrandt staat op een kruispunt. Vader Russ, hulpprediker van een progressieve kerk in een voorstadje van Chicago, wil zich bevrijden uit zijn liefdeloze huwelijk – zonder te weten dat zijn labiele vrouw Marion met dezelfde gedachte speelt. Hun oudste zoon Clem komt voor de feestdagen naar huis met een beslissing die zijn vader zal verbijsteren. Clems zusje Becky, vanouds de populairste cheerleader op haar school, is onder de bekoring geraakt van de hippiecultuur, en hun puberbroer Perry is het beu om als drugsdealer het geld bijeen te sprokkelen voor zijn eigen verslaving. Iedere Hildebrandt is op zoek naar een beter leven en ziet zich daarin door de anderen gedwarsboomd. Jonathan Franzen wordt al jaren geprezen om zijn onvergetelijke personages en zijn scherpe beeld van het moderne Amerika. Nu, in Kruispunt, tekent hij de generatie die aan de wieg stond van onze hedendaagse dilemma’s. Een tijd waarin alles anders was en toch ook wezenlijk hetzelfde. Met zijn karakteristieke humor en briljante verhaallijnen neemt hij ons vijftig jaar mee terug, naar een wereld waarin we kunnen zien wie we altijd al zijn geweest. Kruispunt is, meer nog dan Franzens vorige romans, een krachttoer van verweven perspectieven, briljante observaties en een constante verhalende spanning. Een radicaal onderzoek naar de menselijke mythe met de familie Hildebrandt, die de politieke, intellectuele en sociale tegenstromen van de afgelopen halve eeuw bezeilt.
Onze boekenclub van aanstaande vrijdag kan opnieuw niet door gaan omdat tijdens mijn vakantie een soort lock down light is in gegaan, dus je mag met niet meer mensen samenkomen dan vier personen. Hermans moet dus maar even wachten. Wat er ook nog op me ligt te wachten is het boek van Jonathan Kaufman, De koningen van Shanghai.; hoe twee rivaliserende joodse families meebouwden aan het moderne China.
Koningen van Shanghai is het even bizarre als overrompelende verhaal over twee joodse families die in de negentiende eeuw uit Bagdad vluchtten en na enige omzwervingen in Shanghai terechtkwamen. Daar werden ze steenrijk met de smokkel van opium, de bouw van onroerend goed en de economische ontwikkeling van de regio. Door toedoen van hun nazaten, Victor Sassoon en Lawrence en Horace Kadoorie, groeide Shanghai binnen enkele jaren uit tot ‘het Parijs van de Oriënt’.
Door de speciale status van Shanghai als Internationale Vestiging zagen deze drie mannen in de jaren dertig van de twintigste eeuw kans 18.000 Europese joden in Shanghai onder te brengen en uit de klauwen van de nazi’s te redden. Ook tijdens de Japanse bezetting bleven deze vluchtelingen ongemoeid. Pas met de overname van Shanghai door de communisten was de rol van de tycoons in Shanghai uitgespeeld. Koningen van Shanghai is een fascinerende geschiedenis over ongehoorde rijkdom en weelde, ontreddering en grote persoonlijke moed.